Zoeken
Psalmen 22,19 - zij verdelen samen mijn kleren: er wordt om mijn mantel geloot.
Evangelie volgens Johannes 19,24 - Daarom zeiden ze tot elkaar: “Laten we die niet scheuren, maar er om loten wie hem krijgt.” Aldus moest de Schrift vervuld worden: Zij verdeelden mijn kleren onder elkaar en dobbelden om mijn gewaad. Terwijl de soldaten hiermee bezig waren,
Jesaja 3,22 - rijke kleren, mantels en overgooiers, tasjes
Numeri 33,54 - Gij moet het land door loting onder uw geslachten verdelen. Aan een groot geslacht moet gij een groot stuk grond, aan een klein geslacht een klein stuk toewijzen. Volgens de aanwijzing van het lot krijgt ieder zijn deel. De verdeling moet geschieden naar de stammen van uw vaderen.
Evangelie volgens Matteüs 27,35 - Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren onder elkaar door er om te dobbelen;
Evangelie volgens Matteüs 27,28 - Zij trokken Hem zijn kleren uit en hingen Hem een rode mantel om.
2 Koningen 2,8 - Nu nam Elia zijn mantel, rolde hem op en sloeg ermee op het water. Dit verdeelde zich naar links en naar rechts en beiden liepen door de droge bedding naar de overkant.
Evangelie volgens Marcus 15,24 - Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren en dobbelden om wat ieder krijgen zou.
Evangelie volgens Matteüs 27,31 - Nadat zij hun spel met Hem gedreven hadden, ontdeden ze Hem van de mantel, trokken Hem zijn eigen kleren weer aan en voerden Hem weg ter kruisiging.
2 Koningen 2,14 - hij nam de mantel van Elia, sloeg ermee op het water en riep uit: `Waar is Jahwe dan toch, de God van Elia?' Weer sloeg hij op het water, en nu verdeelde het zich naar links en naar rechts, zodat Elisa kon oversteken.
Evangelie volgens Lucas 23,34 - En Jezus zeide: 'Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.' Ze verdeelden zijn kleren onder elkaar, door erom te dobbelen.
Handelingen van de Apostelen 9,39 - Petrus ging aanstonds met hen mee. Bij zijn aankomst brachten ze hem in het bovenvertrek, waar alle weduwen wenend hem omringden en al de kleren en mantels lieten zien die Dorkas gemaakt had toen ze nog in hun midden was.
Exodus 12,4 - Als een gezin te klein is voor een lam, dan moeten ze, rekening houdend met het aantal personen, samen doen met hun naaste buurman. Bij het verdelen van het lam moet er rekening gehouden worden met ieders eetlust.
Jozua 19,17 - Voor de geslachten van Issakar viel bij de vierde loting het lot als volgt:
Jozua 19,24 - Voor de geslachten van de stam Aser viel bij de vijfde loting het lot als volgt:
Jozua 19,32 - Voor de geslachten van Naftali viel bij de zesde loting het lot als volgt:
Jozua 19,40 - Voor de geslachten van de stam Dan viel bij de zevende loting het lot als volgt:
Job 8,16 - Vol levenssap staat hij in de brandende zon, zijn loten schieten uit over de hele tuin;
Job 15,32 - Voortijdig verschrompelen zijn loten en zijn twijgen worden niet groen:
Psalmen 80,16 - de loot die uw rechterhand plantte, de zoon die Gij sterkte verleend hebt;
Jozua 19,10 - Voor de geslachten van Zebulon viel bij de derde loting het lot als volgt: zij kregen een gebied dat tot aan Sarid liep.
1 Kronieken 6,50 - Uit de stammen Juda, Simeon en Benjamin werden hun ook steden door loting toegewezen en daaraan gaven ze zelf namen.
Job 15,30 - zelf ontkomt hij niet aan die duistere wereld, haar gloed verdort zijn loten, zij ontkomen niet aan die hete adem.
Numeri 34,18 - Bovendien moet gij voor het verdelen van het land in elke stam een leider aanwijzen.
Numeri 34,29 - Dat zijn degenen aan wie Jahwe de opdracht gaf Kanaän onder de Israëlieten te verdelen.
Jozua 14,5 - Bij het verdelen van het land hebben de Israëlieten de voorschriften van Jahwe aan Mozes in acht genomen.
1 Makkabeeën 3,36 - hun gebied met vreemdelingen te bevolken en hun land onder dezen te verdelen.
Job 40,30 - En je collega's hem zeker verhandelen en onder de kooplui verdelen?
Spreuken 16,19 - Men kan beter deemoedig zijn met de geringen dan met de hoogmoedigen de buit te verdelen.
Ezechiël 47,21 - Dit land moet ge verdelen onder de stammen van Israël.
Exodus 22,25 - Als gij iemands mantel in pand neemt, dan moet ge die voor zonsondergang aan hem teruggeven.
Exodus 39,25 - Van zuiver goud maakte men klokjes en hing die tussen de granaatappels aan de zoom van de mantel;
Job 29,14 - Gerechtigheid was mijn kleed, rechtvaardigheid mijn mantel en hoofddoek.
Psalmen 104,2 - gehuld in een mantel van licht; de hemel spant Gij als een tentkleed.
Psalmen 109,29 - Minachting omgeeft mijn vervolgers, in de mantel der schande gehuld.
Evangelie volgens Matteüs 24,18 - en die op het land is niet terugkeren om zijn mantel te halen.
Evangelie volgens Marcus 13,16 - en die op het land is niet terugkeren om zijn mantel te halen.
Jozua 19,51 - Dat zijn de gebieden die de priester Eleazar, Jozua, de zoon van Nun, en de familiehoofden voor het aanschijn van Jahwe te Silo, bij de ingang van de tent van de samenkomst, door het lot onder de Israëlieten verdeelden. Daarmee was de verdeling van het land voltooid.
Numeri 26,53 - `Dat zijn degenen aan wie bij de verdeling een stuk grond moet worden toegewezen, naar gelang hun aantal.
Numeri 34,17 - Dit zijn de namen van degenen die voor u het land moeten verdelen: de priester Eleazar en Jozua, zoon van Nun.
Jozua 13,7 - Verdeel het dus en geef het in bezit aan de negen stammen en aan de halve stam Manasse.'
Rechters 7,16 - Hij verdeelde de driehonderd man in drie groepen en gaf iedere soldaat een bazuin en een lege kruik met een toorts er in.
1 Makkabeeën 1,6 - ontbood hij zijn dienaren, de edelen die van jongsaf met hem waren opgevoed, en verdeelde nog bij zijn leven zijn rijk onder hen.
Psalmen 60,8 - En God in zijn heiligdom sprak het. - Juichend zal Ik Sichem verdelen, van Sukkot het rivierdal verkavelen;
Psalmen 108,8 - En God in zijn heiligdom sprak het. - juichend zal Ik Sichem verdelen, van Sukkot het rivierdal verkavelen;
Ezechiël 48,29 - Dat is het land en dat zijn de gebieden die ge onder de stammen van Israël moet verdelen, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.
Handelingen van de Apostelen 2,45 - ze waren gewoon hun bezittingen en goederen te verkopen en die onder allen te verdelen naar ieders behoefte.
Numeri 36,2 - en zeiden: `Jahwe heeft mijn heer bevolen door loting het land toe te wijzen aan de Israëlieten en aan mijn heer is door Jahwe bevolen het bezit van onze broeder Selofchad aan zijn dochters te geven.
Jozua 19,1 - Voor de geslachten van de stam Simeon viel bij de tweede loting het lot als volgt: hun bezit kwam midden in Juda te liggen
Jozua 21,6 - de Gersonieten kregen door loting dertien steden bij de geslachten van de stam Issakar, in het gebied van de stam Aser en van de stam Naftali en van de halve stam Manasse in Basan;